Dijken Westergo
Zeewerende dijken om Westergo
Het terpengebied of kleistreek van Westergo wordt gerekend tot de oudste bewoonde regio van het huidige Fryslân. Men wil ook graag de oudste dijken hier plaatsen, maar daar zal toch eerst veel meer onderzoek naar gedaan moeten worden. De terpbewoners op de open kwelders van Westergo wisten al heel lang dat je met lage (ka)dijkjes om de akkers het opslibben van diezelfde akker bevorderd, alsook het zoute of brakke water van omliggende kwelder moerassen kon weren. Maar een grote aaneensluitende zeewerende dijk rondom het grote oude kwelder gebied van Westergo kwam veel later. En die kon ook wel eens in fasen aangelegd zijn. Daarnaast denk ik dat alleen aan de langs het wad aangelegde dijk zeewerend was, de rest was een slachte dijk, een binnendijk. Maar wanneer werden de dijken gebouwd?

De natuurlijke kwelder van het eiland Griend. Zo zag de kwelder eruit toen de eerste bewoners aankwamen.
Aan de vraag wanneer de eerste zeewerende dijken werden gebouwd kan ik ook de volgende vraag koppelen, waarom? Er was een reden om de zeewerende dijken te bouwen. Als de eerste sporen van bewoning in het Friese kweldergebied ergens rond 800 voor de huidige jaartelling gedateerd worden, dan leefden de bewoners hier ruim 1800 jaar of langer op de onbedijkte kwelders. Dat is veel langer dan dat we hier in Fryslân met dijken wonen. Tot 600 jaar geleden werden hier en daar nog terpen opgehoogd om droge voeten te houden en dan praten we al over 2200 jaar van terpenbouw. Als men in het verleden met primitieve middelen ook grote hoge terpen kon bouwen wat een enorm werk was zoals met de terp van Hogebeintum, dan waarom geen grootschalige zeewerende dijken?
Ik denk dat ik deels al een antwoord op deze vraag heb gegeven op de pagina over de Zuiderzee dijken. De Zuiderzee dijken kwamen er pas na het ontstaan van de Zuiderzee. Heel simpel gezegd, geen zee, geen dijken. In het terpen gebied kun je dit niet zeggen, er werden terpen gebouwd om droge voeten te houden wanneer de zee vloed over de kwelder kwam. Er was de zee, maar voor vele eeuwen waren er geen dijken om die zee tegen te houden. Kijken we dan naar hoe archeologen naar de terpen kijken, dan worden die terpen een "toevluchtsoord" genoemd. Dus in nood kon men zich terugtrekken op de terp bij hoog water. Dit betekend weer heel simpel gezegd dat deze terpen alleen nodig waren bij stormvloeden. Deze terpen waren geen eilandjes in de zee bij normale vloed en omringd door kwelder bij eb, ook bij een normale vloed moet de kwelder droog zijn geweest.
De terpbewoners konden zichzelf en hun vee niet in leven houden wonende op een klein eilandje, er was landbouwgrond nodig rondom de terp en dan vooral bij dorpsterpen zoals Wijnaldum en Hogebeintum. Dus vandaar dat ik denk dat de kwelder voor een groot deel droog was en de gewassen op de akkers zoet regenwater kregen dat het zout dieper de grond in spoelde. Helemaal zoet is de klei van de oude kwelders nog altijd niet, maar geschikt voor gewassen. Natuurlijk waren er lagere delen waar nog zout of brak water was, maar de akkers waren zoeter. Men denkt ook dat de schapenrassen die de terpen bewoners hadden beter tegen de zoutminnende grassen en flora van de brakke/zoute kwelder konden dan de schapenrassen van nu. Trouwens, ook nu nog graast er vee en paarden op de onbedijkte kwelder bij Holwerd. Deze kwelder is vanaf 1.40m boven NAP tot 1.80m boven NAP en dat is genoeg om alleen bij stormvloeden het vee over de dijk te brengen. Dat was dus in het oude Westergo ook al zo. De kwelder bij Holwerd ligt open en bloot aan de Waddenzee, maar lag Westergo ook open en bloot aan zee?
Een grondboor onderzoek op het eiland Rottum heeft aangetoond dat dit eiland verankerd zit aan een keileemrug op 11 meter diepte. Men wil verder onderzoek gaan doen of er ook onder de andere wadden eilanden deze keileemrug zit. Dit zou mij niet verbazen want als je naar oude kaarten kijkt, dan blijkt dat de vorm van de eilanden door de eeuwen heen veranderd, maar nooit de plek waar de eilanden zijn. De oude mythe dat de eilanden naar het oosten "wandelen" klopt niet. En op Texel zit zelfs een keileem bult zoals op Wieringen. Dan zou het mij niets verbazen dat er inderdaad een lange keileemrug onder de eilanden zit. Dus lag Westergo aan de open zee? Ja, dat was de kust waar nu de eilanden zijn. Het vaste (kwelder)land moet dan tot aan de Noordzee gelegen hebben met alleen het Flie en de Boorne die uitmonden in de Noordzee. Van Texel staat ook vast dat het pas een eiland werd door de doorbraak van het Marsdiep en dat is nog niet eens zo lang geleden. Van Terschelling wist men nog door overlevering dat men van het eiland naar Fryslân kon lopen, beter gezegd van de kust naar het binnenland. De Waddenzee zoals die nu is, is ook nog niet zo oud. Maar waarom is dan bijvoorbeeld Sneek op een terp ontstaan als dat mijlenver van de zee ligt?
Heel het oude Westergo ligt laag op een paar uitzonderingen na. De pleistocene zandgrond ligt onder zeenivo en dat was in de Bronstijd/ijzertijd ook al zo. Maar voor die tijd zijn hier en daar bewoningssporen gevonden uit prehistorische tijden, ook in Westergo. Door de zeespiegel stijging kwam de zee bij vloed over het pleistocene zand en zette klei af. Dit proces duurde duizenden jaren, in sommige eeuwen was de zee wat wilder dan in andere en in een tijd dat de zee wat minder wild was konden de kwelders zich ontwikkelen, maar ook het veen. Toen de eerste mensen tussen 800 en 600 voor de jaartelling in Westergo aankwamen, lieten ze eerst nog het veen ongemoeid maar settelden op de kwelders. De doorzetters moeten ook al tot aan de kust gekomen zijn en wat veiligheid hebben gehad aan de duinen. Hoewel er wordt aangenomen dat de bewoning van dit gebied op de meest oostelijke kwelderwallen begon en daarna naar het westen uitbreidde op nieuw gevormde kwelderwallen, kan ook gezegd worden dat een onbedijkt kweldergebied dynamisch is en kan veranderen. Er is ook nog lang niet genoeg archeologisch onderzoek gedaan. Wat al wel bekend is dat rondom Wommels de oudste terpen liggen en dat is al aardig in het midden van Westergo. Het begin van de bewoning bij of op de terp van Wommels is gedateerd als 6de eeuw. Verder naar het zuidwesten is een van de drie terpen van Bolsward al zeker van rond de jaartelling. Dan klopt de aanname dat er steeds verder naar het westen op de nieuwere kwelders of kwelderruggen ging wonen wel, en gebeurde dit al vrij vroeg. Maar ook aan de veenrandzone van Westergo is al vroege bewoning aangetroffen. Bij Loenga net ten noord-oosten van Sneek, zijn bij archeologisch onderzoek aan een overslibde terp bewoningssporen aangetroffen uit de eerste eeuw voor de jaartelling. Ook ten oosten van Leeuwarden zijn bewoningssporen in het veen van diezelfde tijd gevonden. Maar de veenrandzone is maar een stuk of wat eeuwen bewoond en weer verlaten waarna het veen weer aangroeide. Zal dit veen hoog genoeg geweest zijn om de normale vloed tegen te houden waardoor de kwelderwal langs de oostrand van Westergo ontstond. Of zorgde dit veen voor de eerste ophoping van klei waarna dit opslibben doorging nadat het veen was afgegraven (turf) of overspoeld werdt.
Deze kwelderrug is best wel breed, eigenlijk is het eerder een hoge kweldervlakte zoals dit te zien is op de kaart van het AHN. Het probleem hiermee is wel dat deze kaart de huidige situatie aangeeft. Sinds de mens in dit gebied aankwam, is men in de grond gaan wroeten. Er is werkelijk geen centimeter onaangetaste oude kwelder bewaard gebleven. Sterker nog, op veel plaatsen is er klei afgegraven voor stenenbakken en tichelwerken. Dit is nog wel op de AHN herkenbaar. Vooral bij Leeuwarden langs de Zwette is veel klei afgegraven. Bij de oude Schenkenschans waar de Zwette eindigde was eerst een tichelwerk. Later in de 19e eeuw kwam iets verder een steenfabriek en langs de eerder genoemde oostelijke kwelderwal zijn duidelijke sporen van afgegraven kavels te zien. Maar ook in het "binnenland" van Westergo zijn deze sporen overal te zien. De bekende Friese geeltjes, de geelbakkende steen kwam uit dit gebied. De eersten die deze bakstenen gebruikten waren de kloosters, ook kerken werden al vroeg van baksteen gebouwd. Na grote stadsbranden, in Sneek al in de 13e eeuw, werden steeds meer huizen van steen gebouwd. Er was dus door de eeuwen heen veel vraag naar baksteen en de klei om die te maken was overal overvloedig aanwezig. De kwelderwallen zijn nog wel relatief op hoogte omdat deze kwelderwallen een zanderige klei bevatten die wel vruchtbaar was maar niet geschikt om stenen of potten van te bakken. Pottenbakken hebben de bewoners van de kwelders altijd al gedaan, maar dit was kleinschalig voor eigen gebruik, de klei die hiervoor afgegraven werdt slibde snel weer aan. Maar voor terpenbouw was wel enorm veel klei nodig, maar ook deze afgegraven klei werdt weer aangevuld door het opslibben. Tot dat de dijken het terpengebied omsloot en het opslibben bijna stopte. Ook na de bouw van de dijken was er enige opslibbing na stormvloeden met dijkdoorbraken, maar de meest recente opgehoogde terpen moeten hun sporen nagelaten hebben door de laagtes die ontstonden met het afgraven van de klei. Nu komen we bij een antwoord waarom en wanneer de dijken werden gebouwd.
Als vele eeuwen lang geheel Westergo kwelders had die net hoog genoeg waren voor landbouw en veeteeld en er terpen waren die hoog genoeg waren om droge voeten te houden tijdens stormvloeden, dan was deze situatie toereikend voor de kwelder bewoners. Men leefde met de natuur, gebruikmakend van de natuurlijke processen van het opslibben van de kwelders met vruchtbare klei. Toen kwam het christendom en daarmee de kloosters en kerken. Die hadden bakstenen nodig gemaakt van Friese klei. Nu hebben we ineens bodemdaling in plaats van obslibbing. De gestage zeespiegelstijging ging gewoon door, maar de gepaard gaande obslibbing werdt teniet gedaan door kunstmatige bodemdaling. De laagtes werden weer vaker overspoeld met zout water waardoor die lage gronden onbruikbaar werden. Om dat zoute water te keren waren dus dijken nodig. Dit is wat kort door de bocht want ook voor de bodemdaling kwam er zout water over de kwelder, hoe kan het proces van opslibbing anders doorgaan? Ik denk dat voor de grootschalige klei afgravingen voor het bakstenenbakken er een balans was tussen de meestal herfst en winterstormen met de gepaard gaande overstromingen en genoeg regenval om het meeste zout uit de toplaag van de kwelderklei te spoelen van de kwelders die bij normale vloed droog bleven. Deze kwelders konden op deze manier geleidelijk opslibben door een gunstig klimaat en wat betreft Westergo, een gunstige ligging in de luwte van de kust. Nogmaals, de tegenwoordige eilanden waren eerst nog verbonden met het vaste land. De Waddenzee bestond eerst nog niet, maar zou door menselijk toedoen en zware stormen ontstaan. Het westelijk waddengebied was net als de latere Zuiderzee eerst nog een groot veengebied. Ook hier is al het veen verdwenen door menselijke activiteit. Maar toen het veen er nog was waren Texel en Vlieland met elkaar verbonden aan het vaste land van Noord Holland. Is het feit dat Vlieland nog eeuwen lang bij Noord Holland hoorde niet een aanwijzing hier voor?
Tussen Vlieland en Griend, dat eerst nog aan Terschelling vastzat, stroomde de oude Fliestroom. Tussen Terschelling en Ameland stroomde de oude Boorne uit in zee. Griend was eerst nog een groot stuk land, ook toen het los kwam van Terschelling, maar dan praten we al over de tijd dat de eerste dijken waren aangelegd. Mischien kunnen we zelfs zeggen dat het juist Griend was dat verbonden was aan het binnenland, en daardoor Terschelling indirect verbonden was. Zou Griend nog aan het vasteland verbonden zijn geweest toen het los kwam van Terschelling? Als het zeegat van het oude Flie tussen Vlieland en Terschelling door stormen vergroot is, dan zou het land daar bij het zeegat als eerste wegspoelen. Dat Griend eerst nog groot was is bekend, er was zelfs een klooster of een uithof en meerdere boerderijen. Op de oudste kaarten van dit gebied zijn er inderdaad huizen op Griend en dan praten we al over de 16e eeuw.
Voor de tijd dat er dijken gebouwd werden om Westergo tegen stormvloeden te behoeden, was er dus nog land ten westen, geen zee. Hoe kan Westergo dan een kweldergebied geweest zijn? Terschelling zal groter geweest zijn met gecultiveerd land, maar ook met kwelders tussen dat gecultiveerde land en Westergo. Bewoning was er op Griend en er is niks bekend over terpen op Griend. Misschien was Griend als eiland ook nog hoog genoeg voor permanent droog land met daaromheen kwelders. We zullen het nooit weten omdat de zee letterlijk alle sporen uitgewist heeft. Wat we wel weten is dat Westergo kweldergebied was. Eerst nog beschermd door land en kwelders ten westen, maar veel minder ten noorden. Min of meer ten noorden was het zeegat van de Boorne en of de Boorne er nog lang door uitwaterde is niet zo relevant als wel het feit dat zo'n zeegat met noorder of noordwesterstorm dus wel een stormvloed over de kwelders kan jagen. Dit is te zien aan de ligging van de laatste rijen van kwelderruggen in het noorden van Westergo. Kwelderruggen ontstaan dwars op de wind en de richting van de vloedgolven Die golven kwamen dus meestal door dit zeegat tussen Terschelling en Ameland. En aangezien zulke zeegaten nogal eens van plek veranderen, kan dat oude zeegat wel eens een stuk westelijker gelegen hebben. Het is bekend dat het zeegat tussen Ameland en Schiermonnikoog ook niet meer op de oude plek ligt. Dus het is vooral door een zeegat dat die kwelderwallen ontstonden, maar die hele lange oeverwal langs Minnertsgea, Berltsum en Bitgummole dan die helemaal doorgaat tot Boazum aan toe? Dat is toch zeker door de middelzee ontstaan? Tja, als je een hoge stormvloed die alle kwelders overstroomd een zee wilt noemen dan kan dat. Als daarna bij eb al het water weer wegstroomd naar zee en bij normale vloed niet meer over de kwelders loopt, inclusief het Bild, dan kun je alleen maar over een kwelder praten en dat is geen zee. Dat het Bild als laatste is opgeslibd komt dan ook door die oude Boorne beddingen wat misschien eerst nog een breed estuarium was wat opbilde totdat er alleen een bedding overbleef langs die Westergose oeverwal. Het Klooster Mariengaarde en andere kloosters (ook het Buweklooster in Achtkarspelen) hadden landbouwgronden op de kwelder van het Bild, eeuwen voordat de oude Bilddijk werdt gebouwd. Ook plaatselijke boeren van Oostergo en Westergo hadden grote stukken buitendijks land op het Bild. Zelfs de oude bedding van de Boorne was al helemaal dichtgeslibd en zelfs opgeslibd voordat de dijk werdt gebouwd. Door dit opslibben werdt de loop van de Boorne al eeuwen eerder omgeleid. Er kan zelfs een zuid-westelijke tak geweest zijn die via de Marne slenk afwaterde en even de hoofdstroom werdt totdat ook de Marne dichtslibde. De hoofdstroom van de Boorne werd na de aanleg van de Irnsumerzijl ook naar het zuidwesten omgeleid, via de Wetering door het Snekermeer om dan via de Sneker grachten uiteindelijk in het Flie uit te stromen via de Makkumer sluizen.
Er was dus al een hele lange hogere kwelderrug die vanaf Harlingen/Almenum, Easterbierum, Minnertsgea, Bitgummole tot aan Boazum aan toe lag. Onder Harlingen lag daar dan ook nog de oeverwal van de Marne tot aan Bolsward. Dat was al bijna een natuurlijke ringdijk met alleen in het zuiden een gat. Maar de Zuiderzee werdt pas een zee na 1200 dus dat gat was van geen betekenis, van die kant kwam geen gevaar. Het veel actiever worden van stormen wel. En laat dit nou wel gedocumenteerd zijn door plaatselijke monniken. Een belangrijke bron is van de kroniek van klooster Lidlum geschreven door Sibrandus Leo. Het jammere van deze kroniek is dat het pas in de 16e eeuw is geschreven, wel met behulp van oude geschriften van het klooster zelf, maar uiteraard gekleurd door Sibrandus eigen narritief. Sibrandus verheerlijkt in zijn kroniek het klooster en de vele abten die het klooster leidden, al het andere was ondergeschikt. Toch geeft deze kroniek een inkijkje van de situatie in de Middeleeuwen. Het klooster Lidlum werdt gesticht door ene Sibo van Lidlum, een groot grondbezitter die zijn bezit had voor de kwelderrug tussen Easterbierum en Tzummarrum. Dit klooster werdt Mariendal genoemd en gesticht in 1182 (de kerk als eerste). Die naam Mariendal heeft het woord dal in de naam wat betekend dat het niet op een hoogte was gebouwd. Kloosters die wel op een terp werden gebouwd hadden "berg" in de naam, zoals de Sionsberg bij Dokkum, gebouwd op een terp. Voor dit klooster werden bakstenen gebruikt (of kloostermoppen) van lokaal gewonnen klei. Die klei kwam dan waarschijnlijk van de kwelder verderop waar nu de Waddenzee is omdat de akkers rondom het klooster nodig waren voor de voedselvoorziening. Jarenlang ging het voorspoedig met het klooster totdat in begin 13e eeuw de vierde abt van het klooster, ene Syard (van de Sierdsma's uit Deinum) "het beu was dat de zee het land overstroomde en overwoog om het klooster naar elders te verplaatsen" aldus Sibrandus Leo. Deze Syard kreeg dit in zijn leven niet meer voorelkaar, en heel opvallend is het bericht van de begravenis van Syard in het jaar 1232; Door het slechte weer werdt de begravenis uitgesteld. Was het dan zo stormachtig dat zelfs een begravenis moest wachten? Dit geeft wel aan denk ik dat het klimaat slechter werdt in die tijd. Zou dan de kwelder rondom de begraafplaats waar de abt naar toe ging onder water hebben gestaan? Ik vraag me af of er dan wel dijken waren.

Binnen de witte cirkel de hoge terp waar het nieuwe klooster gestaan kan hebben.
Dan komt er een nieuwe abt, ene Sibo die voortvarend te werk gaat om een nieuw klooster te bouwen op een hogere plek. Dit was nodig omdat het zeewater over de hoogtes kwam en het zoute zeewater de grond bedierf waardoor het vee stierf. En dit is interessant, want in het latijn wordt duidelijk geschreven over hoogtes (meervoud) wat alleen maar de reeksen van kwelderwallen kan worden bedoeld. De abt zoekt de hoogste plek in de omgeving uit en dat kon wel eens de grote terp aan de rand van Easterwierum wezen, het dorp zelf ligt op een kleinere terp. Dit nieuwe klooster wordt gebouwd terwijl de kloosterlingen nog in het oude zitten en pas verhuizen als het nieuwe klooster klaar is in het jaar 1234. Maar dit is nog niet genoeg, het klooster wordt uitgebreid en er komt een nieuwe kerk. Waar zou dan de klei voor de bakstenen vandaan komen? Als de zee dichterbij kwam en wilder werdt, was dan de Waddenzee al aan het vormen en werden de oude kwelders weggeslagen? Dan zal de klei voor de bakstenen uit het binnenland gekomen zijn, dus alweer bodemdaling. Tel daarbij op dat ten oosten van Westergo het ontginnen van het veen in volle gang was waardoor er steeds meer water uit de veenstreken kwam, maar ook uit het zuiden. Het is al bekend dat er daardoor hemdijken werden aangelegd of er al waren. En in het zuidelijke oude kweldergebied van Westergo is ook erg veel klei afgegraven waardoor er bodemdaling voorkwam. Die hemdijken kwamen er niet voor niets, maar niet om zeewater te keren, maar het veenwater. Tegelijk heeft de Marne slenk zichzelf bedijkt met hoge oeverwallen, maar die kant was eerst nog redelijk veilig. Terug naar het klooster Lidlum, hier werden zelfs ovens gemaakt om stenen te bakken voor nog meer uitbreidingen, maar geen woord over dijkenbouw. Er is niet eens de wens om iets aan dijkenbouw te doen, het klooster zit hoog en droog so who cares? Het is duidelijk dat deze monniken nooit een vinger uitgestoken hebben om dijken te bouwen of dit te organiseren.
Twee abten verder, en dan zijn we alweer later in de 13e eeuw, wordt er besloten om de oude kerk die bij het oude klooster stond, te herstellen, want die kerk was door de verslechterde omstandigheden wat in verval geraakt. In 1268 werdt de oude kerk weer ingewijd en zou dan weer volledig in gebruik zijn. Dit zou dan betekenen dat de oude kerk weer veilig was, zou er dan nu wel een dijk liggen? Dat zal dan de oude dijk zijn die op oude kaarten nog genoemd wordt, de nieuwe vijfdelen dijk komt er later voor te liggen. Rond die tijd kwam de kerk van Terschelling onder het gezag van het klooster Lidlum. Toeval? Of zien we hier de oude link van Terschelling en Griend met het "vasteland", waar zij toen misschien nog maar net los van waren. De grote allesverwoestende storm van 1287 moest nog komen en die heeft heel wat land doen verdwijnen in de zee.
Als Sibrandis Leo over deze stormramp schrijft, noemt hij de verzwakte oevers/wallen die bezweken, dus dijken. Ook dit lijkt bewijs dat er voor 1268 dijken waren. Heel Friesland, Groningen en oost Friesland overstroomde en zelfs wikipedia noemt deze stormramp als degene die de Zuiderzee gevormd heeft. Dus vanaf deze tijd kan ook bij zuidwester storm de vloed vanuit het zuidwesten een gevaar voor het oude kweldergebied worden. Door de vorming van de Zuiderzee heeft de zee een nieuwe komberging bij vloed, en mede daardoor slibd de Marne snel dicht en ontstaat er steeds meer droog land op het Bild, waar zelfs tot in de 16e eeuw nog enorm brede kwelders buitendijks liggen. De bodemdaling maakt dijken noodzakelijk en vanaf Bolsward wordt de Marnedijk gebouwd, die aansluit op de Groenedijk vanaf Witmarsum tot voorbij Kimswerd. Bij Pingjum worden dijken gebouwd en later de Zuiderzee dijken. De meeste van deze dijken komen bovenop kwelderrugen of oeverwallen en hebben daardoor alleen bij stormvloeden een functie. Daar waar nog oude slenken waren voor de afvoer van vloedwater bij eb vanaf de oude kwelder, worden sluizen gemaakt, of ook bij oude doorsteken door de kwelderwal en deze konden wel eens ouder zijn dan de dijken zelf. En aangezien deze lage zwakke dijken nog weleens doorbraken, kwam daar rond 1500 de beroemde slachtedijk bij als binnendijk.
Mijn conclusie is dat het lijkt dat er pas zeewerende dijken aangelegd zijn wanneer er een noodzaak toe is en aangezien ik geen aanwijzingen kan vinden dat er kloosters bij betrokken zijn, was dit dus een werk dat door de bewoners zelf is uitgevoerd. Er waren in Westergo zeker wel vermogende grootgrondbezitters die dit konden bekostigen, en inzagen dat de opbrengsten van het land, en hun inkomsten, in gevaar kwamen als er geen dijken kwamen. Gezien de berichten in de klooster kroniek van klooster Lidlum, schat ik de eerste zeewerende dijkbouw in het noordelijk deel van Westergo in tussen 1230 en 1260. Toendertijd moet er een begin zijn geweest van de vorming van de Waddenzee door het vergroten van het zeegat tussen Terschelling en Ameland. Deze oude zeedijk liep dan verder oostwaards over de kwelderrug vanaf Minnertsgea tot aan Bitgummole. De rest van de zich nu vormende westkust kwam in gevaar na de vorming van de Zuiderzee na ongeveer 1287 wat de aanleg van de dijken in het zuid-westen laat beginnen. Het kan zijn dat de Marne al voor die tijd "lastig" werdt maar zeker is dit niet aangezien de Marne slenk flink dichslibde en de grote "moerwaard" van Vlieland beschutting gaf. Exacte jaartallen voor de dijkenbouw zijn er niet, want hoewel er al kloosters waren met monniken die konden schrijven, zij vonden het niet de moeite waard om over die toch zo belangrijke dijken te schrijven, en dat is jammer.